Geestelijke gezondheid in adolescentie

De rol van stigma in sociale netwerken

In het kort
Hoofdonderzoeker: dr. Mariët van Buuren & Prof. dr. Lydia Krabbendam
Betrokken instelling: Vrije Universiteit Amsterdam
Startdatum onderzoek: 01 juli 2021
Einddatum onderzoek: 31 december 2024
Aantal patiënten in onderzoek: 600 adolescenten met en zonder angst- en depressiesymptomen

De vraagstelling van het onderzoek
Tijdens adolescentie ontwikkelen kinderen zich tot volwassenen, met hun eigen sociale netwerk en persoonlijkheid. Dagelijkse interacties met leeftijdsgenoten zijn cruciaal voor deze ontwikkeling naar volwassenheid. Helaas gaat de adolescentie ook vaak gepaard met psychische klachten. Adolescenten met deze klachten, zoals depressie en angstklachten, hebben vaak minder vrienden, worden buitengesloten en trekken zich terug, terwijl sociale relaties met leeftijdsgenoten juist kunnen helpen om klachten te verminderen. Stigma (stereotypen, vooroordelen en discriminatie) met betrekking tot geestelijke gezondheid kan een rol spelen in het negatieve verband tussen sociale contacten en psychische klachten. Stigma kan worden verdeeld in persoonlijke stigma, wanneer iemand stigmatiserende overtuigingen heeft over anderen met psychische klachten, en zelfstigma, wanneer iemand met klachten het stigma accepteert en op zichzelf toepast. Echter, er is nog weinig bekend over de rol van stigma in het sociale netwerk van adolescenten met (subklinische) psychopathologie. Dit project onderzoekt hoe zelfstigma en persoonlijk stigma de relaties met leeftijdgenoten van adolescenten met subklinische psychopathologie beïnvloeden. Daarnaast onderzoekt het hoe dagelijkse sociale interacties van invloed zijn op, en worden beïnvloed door, zelfstigma. Tevens zal de associatie tussen zelfconcept en zelfstigma worden onderzocht.

Het onderzoek
Het project bestaat uit twee studies. In studie 1 worden 600 studenten van MBO-3 en MBO-4 scholen uitgenodigd om twee keer (met een tussentijd van zes maanden) een set van online-vragenlijsten in te vullen. Daarin wordt gevraagd naar hun sociale netwerken, mate van persoonlijk en zelfstigma, angst- en depressiesymptomen en zelfconcept. In studie 2 worden 60 deelnemers van studie 1 uitgenodigd om gedurende vijf dagen een dagboek bij te houden op een mobiel apparaat door middel van een app (Ecological Momentary Assessment). Hen wordt gevraagd vijf keer per dag een korte vragenlijst in te vullen over met wie ze op dat moment zijn, de sociale interactie, gevoelens op dat moment, en de mate van zelfstigma.

Verwachte output
Dit project zal inzicht geven in de invloeden van persoonlijk stigma op de relaties met leeftijdsgenoten van adolescenten en hoe deze relaties van invloed zijn op, en worden beïnvloed door, zelfstigma. Ook geeft deze studie inzicht in de effecten van zelfstigma op het zelfbeeld van adolescenten. Deze inzichten kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van interventies die zowel stigmatisering bij jongeren verminderen, als specifiek gericht zijn op de effecten van stigma op relaties en interacties met leeftijdsgenoten. De resultaten van het onderzoek zullen worden verspreid door lespakketten, informatiebrochures en kennisclips aan scholen te verstrekken. Dit materiaal zal openbaar beschikbaar gemaakt worden om de kennis en het belang van het verminderen van stigma op de geestelijke gezondheid te vergroten.