Naar een gendersensitieve benadering van angststoornissen

Evidence based onderzoek naar angststoornissen bij mannen en vrouwen

In het kort
Hoofdonderzoeker: Prof. Dr. M.J.H. Bekker
Betrokken instellingen: Tilburg University en VU Amsterdam
Startdatum onderzoek: april 2019
Einddatum onderzoek: maart 2020
Aantal patiënten in onderzoek: 1553

De vraagstelling van het onderzoek
Angststoornissen komen twee keer zo vaak voor bij vrouwen als bij mannen. Daarbij hebben vrouwen over het algemeen ook langduriger en ernstiger last van de aandoening. Er is al veel over angststoornissen bekend maar niet over het verschil bij mannen en vrouwen. Meer kennis over de oorzaken van het verschil zal voor een betere diagnostiek en behandeling kunnen zorgen. Waardoor worden sekseverschillen in angststoornissen bepaald? Welke factoren kunnen specifiek vrouwen beschermen en hoe kunnen die worden versterkt?

Het onderzoek
Er wordt gebruik gemaakt van drie bestaande datasets:
1. Een landelijke studie naar Depressie en Angst in Nederland (NESDA)
2. Een groot onderzoek naar traumatische ervaringen (Amsterdam UMC)
3. Een groot landelijk onderzoek in het kader van sociale wetenschappen (Tilburg University).
De datasets worden systematisch onderzocht op geslacht, risicofactoren en angststoornissen.

De volgende factoren blijken relevant te zijn in verband met kwetsbaarheid:
– demografische variabelen (bijvoorbeeld etniciteit, sociaaleconomische status)
– angststoornissen bij ouders
– vermogen tot gehechtheid
– gevoel van eigenwaarde en autonomie
– bepaalde karaktereigenschappen.
De volgende factoren worden gezien als stress bevorderend:
– jeugdtrauma (bijvoorbeeld seksueel kindermisbruik, scheiding van een ouder)
– negatieve gebeurtenissen in het leven (bijvoorbeeld geweld, huwelijksproblemen).
De gegevens over deze variabelen zijn al beschikbaar in de datasets. Ze zijn echter nog niet eerder gezamenlijk en gerelateerd aan sekse bestudeerd voor wat betreft hun bijdrage aan het sekseverschil in angst.

Resultaten
Eén op de vijf Nederlanders krijgt ooit in het leven last van een angststoornis en opvallend is dat het merendeel hiervan vrouw is. In dit project is onderzocht welke factoren bijdragen aan deze ongelijke sekseverdeling. Factoren die bijdragen aan een verhoogd risico op angst bij vrouwen zijn namelijk goed aan te pakken met een psychologische behandeling. Psychische problemen ontstaan vaak door een combinatie van kwetsbaarheid en stressvolle gebeurtenissen. De vraag is of vrouwen vaker bepaalde kwetsbaarheidsfactoren (bijvoorbeeld gebrek aan oplossingsgerichte vaardigheden, of gevoeligheid voor anderen) hebben en bepaalde stressvolle gebeurtenissen (bijvoorbeeld een jeugdtrauma) meemaken, waardoor hun kans op een angststoornis toeneemt, en of deze factoren bij vrouwen sterker samenhangen met angst dan bij mannen. Voor het beantwoorden van deze vragen is gebruik gemaakt van de gegevens uit drie onderzoeken die reeds beschikbaar waren. Het betrof zowel data van patiënten (1 dataset; Netherlands Study of Depression and Anxiety; NESDA) als data van mensen uit de algemene populatie (2 datasets; Longitudinal Internet Studies for the Social Sciences (LISS), en uit een onderzoek van het AMC naar traumatische ervaringen). Het unieke van dit onderzoek is dat er veel verschillende stressvolle gebeurtenissen en kwetsbaarheden gezamenlijk bestudeerd werden in relatie tot sekseverschillen in angst(stoornissen) en dat ook naar depressieve symptomen is gekeken. De uitkomsten van het onderzoek kunnen zodoende bijdragen aan verbetering van behandeling en van preventieve interventies om de hogere prevalentie van angstklachten bij vrouwen te voorkomen of te verminderen.

Het onderzoek laat zien dat vooral kwetsbaarheidsfactoren als vermijdende en passieve coping stijlen (bijvoorbeeld de neiging om moeilijke situaties te vermijden, een afwachtende houding aannemen bij een probleem) en autonomie problemen (zoals verminderd zelfbewustzijn, verhoogde gevoeligheid voor anderen, en moeite om met nieuwe situaties om te gaan), en daarnaast dagelijkse beslommeringen samenhangen met meer angst bij vrouwen. Daarnaast werden ook enkele factoren geïdentificeerd die juist gerelateerd zijn aan angstklachten bij mannen, namelijk: lagere niveaus van de persoonlijkheidstrek extraversie en meer traditionele attitudes ten aanzien van gender rollen. Tot slot is ook gekeken naar sekseverschillen in depressieve klachten. Binnen de groep mensen met een angststoornis bleken vooral bij vrouwen, naast dagelijkse beslommeringen, ook eenzaamheid en jeugdtrauma samen te hangen met de ernst van depressieve klachten.

Wij verwachten dat onze resultaten bijdragen aan een meer sensitieve gezondheidszorg gericht op preventie en behandeling van angststoornissen.