Autonomietrainingen bij angststoornissen
Onderzoek naar de effectiviteit van autonomietrainingen bij patiënten met angststoornissen
In het kort
Hoofdonderzoeker: Prof. dr. Marrie Bekker
Betrokken instelling: Tilburg University, departement Medische en Klinische Psychologie; GGZ InGeest, Parnassia
Startdatum onderzoek: 2014
Einddatum onderzoek: 2016
Aantal patiënten in onderzoek: 76
De vraagstelling van het onderzoek
Angststoornissen kunnen effectief behandeld worden met cognitieve gedragstherapie (CGT) en/of medicatie. Omdat een derde van de patiënten (een van) de behandelingen afwijst, waardoor angstklachten blijven bestaan, is er grote behoefte aan behandelalternatieven. Recente studies laten zien dat patiënten met angststoornissen een lage mate van autonomie-gehechtheid hebben. Uit klinische ervaring en enkele pilotstudies blijkt dat versterking van die autonomie-gehechtheid leidt tot vermindering van angstklachten. Dit is nog niet bewezen met gecontroleerd onderzoek.
Het onderzoek
50 jaar geleden werden autonomiegroepen ontwikkeld binnen de vrouwenhulpverlening omdat veel psychische klachten van vrouwen voortkwamen uit een onontwikkelde of verstoorde autonomie. Later bleek dat de autonomieproblematiek ook bij mannen voorkomt, soms in een andere verschijningsvorm. De autonomiegroepstherapie is gericht op het versterken van de autonomie van de patiënt. ‘Autonomie’ betekent ‘vermogen tot zelfsturing in verbondenheid met anderen’. In dit onderzoek wordt autonomie nader gedefinieerd door de volgende drie componenten:
- zelfbewustzijn (het vermogen tot bewustzijn van eigen behoeften, wensen en meningen en het vermogen deze te uiten in sociale situaties);
- gevoeligheid voor anderen (gevoeligheid voor de behoeften, wensen en meningen van anderen, het vermogen tot separatie en intimiteit)
- het vermogen om nieuwe situaties te hanteren (het vermogen zich op zijn of haar gemak te voelen in nieuwe situaties).
De deelnemers van het onderzoek zijn patiënten met verschillende angststoornissen. Er wordt gewerkt met een onderzoeksgroep (die autonomietraining krijgt) en een controlegroep (patiënten op de wachtlijst). De training wordt gegeven in 15 wekelijkse sessies van 2,5 uur aan een groep van ongeveer 10 personen. De mate van iemands autonomie kan gemeten worden met de Autonomie-Gehechtheidsschaal (AGS-30, Bekker 2015). Er zijn drie meetmomenten: bij de start, na 7 weken en na 15 weken. Het doel van de studie is om te onderzoeken of autonomietraining bij patiënten met angststoornissen een toename geeft van autonomie-gehechtheid en een afname van angstklachten.
Resultaat
De autonomietraining blijkt met name effect te hebben op agorafobische klachten. Daarnaast heeft de autonomietraining, vergeleken met de wachtlijstbehandeling, meer effect op het vermogen om nieuwe situaties te hanteren. Angst, depressie en andere psychische klachten nemen af en de kwaliteit van leven neemt toe. De onderzoekers vinden de resultaten veelbelovend. Het verslag* van dit onderzoek is ter publicatie aangeboden aan een internationaal tijdschrift en de onderzoeksgegevens zijn gepresenteerd op een internationaal congres over psychotherapie. De autonomie bevorderende interventie wordt verder ontwikkeld en toegankelijk gemaakt voor zorgprofessionals. ZonMw heeft een subsidieaanvraag gehonoreerd voor een vervolgstudie waarbij autonomietrainingen worden vergeleken met cognitieve gedragstherapie. Daarbij wordt ook gekeken naar kosteneffectiviteit.
*‘auteurs: Joyce Maas, Ton van Balkom, Marcel van Assen, Liesbeth Rutten, Daniella Janssen, Marietta van Mastrigt, en Marrie Bekker