Behandeling van PTSS door jeugdmisbruik
Een studie waarin de effectiviteit van twee behandelmethoden vergeleken worden met een wachtlijst controlegroep
In het kort
Hoofdonderzoekers: drs. Paula M. de Jong en drs. Mellony van Hemert
Betrokken instelling: VU-MC Amsterdam | Onderzoeksinstituut EMGO
Startdatum: 2016
Duur onderzoek: 11 weken
Aantal patiënten in onderzoek: 173
De vraagstelling van het onderzoek
In Nederland zijn er jaarlijks ongeveer 100.000 slachtoffers van seksueel geweld. Het risico op het ontwikkelen van posttraumatische stressstoornis (PTSS) na seksueel misbruik is 45% voor vrouwen en 65% voor mannen. Het maatschappelijk belang van onderzoek naar de behandeling van PTSS is groot. Er is nog onvoldoende onderzoek gedaan naar wat de meest effectieve behandeling is voor PTSS bij patiënten die vroeg in hun jeugd seksueel en fysiek zijn misbruikt binnen de directe leefomgeving.
Onderzoeksresultaten
Seksueel misbruik in de kindertijd komt wereldwijd veel voor. In Nederland wordt gemiddeld 22% van de vrouwen en 6% van de mannen slachtoffer van seksueel misbruik voor het achttiende levensjaar. Vaak resulteren traumatische ervaringen zoals seksueel misbruik en fysiek geweld in de kindertijd tot een verscheidenheid aan (psychische) klachten. Specifiek leiden deze ervaringen van alle trauma’s het vaakst tot een post-traumatische stress stoornis (PTSS). Momenteel wordt er voor het behandelen van deze vormen van trauma, vooral gebruik gemaakt van cognitieve gedragstherapie, waarvan (imaginaire) exposure (IE) als techniek het meest is onderzocht en voor de beste behandelresultaten zorgt. Hoewel IE voor veel mensen met PTSS een goede behandeling blijkt, profiteren niet alle mensen met PTSS van deze behandeling. Vooral mensen met vroegkinderlijk trauma (seksueel misbruik en fysiek geweld) lijken minder vaak op te knappen na een behandeling met IE en ook maken deze mensen de behandeling minder vaak af. In het huidige onderzoek is onderzocht of imaginaire rescripting (IR) een meer passende behandelvorm is voor deze specifieke doelgroep. IR wordt momenteel veel toegepast in schematherapie behandelingen en deze techniek grijpt niet alleen aan op de emotie angst, maar speelt ook in op andere emoties zoals schuld, schaamte, woede, afschuw en verdriet. In huidig onderzoek is IE vergelijken met IR en met een controlegroep. De doelgroep bestond uit mensen met PTSS waarbij sprake was van seksueel misbruik en/of geweld in de kindertijd, voor het zestiende levensjaar. Deelnemers van het onderzoek werden verdeeld over een IE, IR of controlegroep. De IE en IR groep kreeg 16 sessies van 90 minuten behandeling over een tijdsspanne van 11 weken. Op verschillende momenten werden metingen afgenomen om de effectiviteit van de behandeling te meten.
English
Childhood sexual abuse (CSA) is an alarming global problem. In the Netherlands, 22% of women and 6% of men are estimated to have experienced this type of abuse before the age of 18. Childhood sexual and physical abuse (CSPA) are strong predictors for mental and physical health. This type of abuse is the type of trauma that most likely results in PTSD compared to other forms of trauma. Cognitive behavioral therapy (CBT) has emerged as the primary treatment modality for these traumas, particularly utilizing the technique of (imaginary) exposure (IE), which has shown promising results. However, not all individuals with PTSD benefit equally from IE treatment, especially those who have endured early childhood trauma like sexual abuse and physical violence. Furthermore, completing the treatment becomes a challenge for this specific group. In light of these limitations, this study investigates whether imaginary rescripting (IR), a technique widely used in schema therapy treatments, may be more suitable for addressing their unique needs. IR not only targets fear but also encompasses emotions such as guilt, shame, anger, disgust, and sadness. By comparing IE with IR and incorporating a control group in the research design, this study aims to shed light on the effectiveness of different treatment approaches for individuals suffering from PTSD due to childhood sexual abuse and/or violence. The participants were divided into three groups: IE group, IR group, and control group. Both IE and IR groups underwent 16 sessions lasting 90 minutes each over an 11-week period. Measurements were taken at various intervals to evaluate the efficacy of these treatments.