Het effect van taalgebruik op stigmatisering door zorgprofessionals

Onderzoek van het IVO Research Institute samen met Verslavingskunde Nederland, Tranzo (Universiteit Tilburg), SamenSterkZonderStigma en Stichting het Zwarte Gat

In het kort
Hoofdonderzoeker: Thomas Martinelli, Dr. Gert-Jan Meerkerk & Dr. Gera Nagelhout
Betrokken instelling: IVO Research Institute
Startdatum onderzoek: September 2018
Einddatum onderzoek: Maart 2019
Onderzoeksgroep: 361 zorgprofessionals uit de eerstelijnszorg, ggz en verslavingszorg

Het onderzoek
Mensen met psychische aandoeningen en/of verslavingen krijgen vaak te maken met stigmatisering (negatieve stereotypering). Stigmatisering wordt gezien als belemmering voor herstel bij deze aandoeningen. Het is dus belangrijk om dit zoveel mogelijk te voorkomen. Zowel internationaal als in Nederland zijn onderzoekers het erover eens dat taalgebruik invloed kan hebben op de mate van stigmatisering van mensen met psychische aandoeningen en/of verslavingen. Dit is echter een aanname waar weinig bewijs voor bestaat. Het IVO voerde daarom een experiment uit om het effect van taal op stigmatisering te onderzoeken. Hiervoor werkte het IVO samen met Verslavingskunde Nederland, Tranzo (Universiteit Tilburg), SamenSterkZonderStigma en Stichting het Zwarte Gat.
We onderzochten of vier, in Nederland veel gebruikte, manieren om mensen met psychische aandoeningen en/of verslavingen aan te duiden effect hadden op stigmatiserende houdingen en verwachtingen van zorgprofessionals. We gebruikten casussen waarin vier verschillende cliënten werden beschreven:

  • met drugsverslaving
  • met alcoholverslaving
  • met depressie
  • met schizofrenie.

Voor elke casus maakten we een versie met:

  • ‘aandoening-eerst taal’ (‘Mark is een alcoholist’)
  • ‘persoon-eerst taal’ (‘Mark heeft een alcoholverslaving’)
  • ‘slachtoffer taal’ (‘Mark lijdt aan een alcoholverslaving)
  • ‘herstel taal’ (‘Mark is in herstel van een alcoholverslaving’)

Er werden 361 deelnemers geworven via oproepen in nieuwsberichten en sociale media waarin gevraagd werd om een vragenlijst in te vullen over ervaringen met en verwachtingen van cliënten met psychische aandoeningen en/of verslavingen. De deelnemers kregen willekeurig één van de taalcondities toegewezen. Vervolgens stelden we de deelnemers vragen die verschillende aspecten van stigmatiserende houdingen en verwachtingen meten, zoals: “In hoeverre vindt u dat Mark zelf verantwoordelijk is voor zijn problemen?”

Resultaten
We vonden bij geen enkele casus significante verschillen tussen de verschillende taalcondities. Deze resultaten suggereren dat subtiele verschillen in de wijze van aanduiding van cliënten met psychische aandoeningen en/of verslavingen geen invloed hebben op stigmatiserende houdingen bij zorgprofessionals. Mogelijk betekent dit dat onder zorgprofessionals taal minder invloed heeft en beeldvorming sterker bepaald wordt door andere dingen (bv. persoonlijke of professionele ervaringen). Als we stigmatisering door zorgprofessionals willen verminderen, dan heeft taalgebruik dus niet de hoogste prioriteit.
Ondanks dat we geen bewijs vonden voor het effect van taal bij zorg- en hulpverleners kunnen we niet concluderen dat taalgebruik niet belangrijk is. De notie dat iemand meer is dan zijn of haar aandoening kan met bijvoorbeeld ‘persoon-eerst taal’ accurater worden vertegenwoordigd dan met ‘aandoening-eerst taal’. Deze taal maakt beter onderscheid tussen de persoon en zijn of haar diagnose. Verder zijn er nog studies nodig naar de invloed van taal op de mate van stigmatisering die cliënten met psychische aandoeningen en/of verslavingen zelf ervaren. Hoe minder stigma zij ervaren, hoe minder belemmeringen zij zullen ervaren voor herstel.