Slaaptherapie

Een nieuwe behandelmethode voor langdurige rouw?

In het kort
Hoofdonderzoeker: dr. M.C. (Maarten) Eisma
Betrokken instelling: Rijksuniversiteit Groningen
Startdatum onderzoek: 1 november 2021
Einddatum onderzoek: 1 november 2023
Aantal deelnemers in onderzoek: 343

De vraagstelling van het onderzoek

Het overlijden van een dierbare kan een zeer stressvolle ervaring zijn. Hoewel de meeste nabestaanden zich aanpassen aan een verlies zonder professionele hulp, ervaart een minderheid aanhoudende, ernstige rouw, ook wel langdurige rouw genoemd. Behandelingen voor langdurige rouw zijn helaas nog onvoldoende effectief. Om te komen tot meer effectieve behandelingen is het cruciaal eerst meer zicht te krijgen op de factoren die bijdragen aan het ontstaan en voortduren van langdurige rouw.

Slaap speelt een belangrijke rol bij het verwerken van emotionele gebeurtenissen. Eerder onderzoek liet zien dat stress-gerelateerde klachten, zoals posttraumatische stress, versterkt worden door slaapproblemen en dat slaaptherapie die klachten kan verminderen. Slaapproblemen komen veel voor na verlies en hangen sterk samen met langdurige rouw. Slaapproblemen zouden daarom ook weleens een belangrijke rol kunnen spelen bij langdurige rouw. Het is echter nog onduidelijk of slaapproblemen ook daadwerkelijk voorafgaan aan langdurige rouw of slechts samengaan met rouw. Daarnaast is nog onduidelijk welke factoren bepalen of nabestaanden al dan niet een verhoogd risico lopen om ernstige slapeloosheid te ontwikkelen.

In dit onderzoek gaan we daarom de volgende vragen beantwoorden:

  1. a) gaan slaapproblemen vooraf aan langdurige rouw, en is er mogelijk een wederkerige relatie waarbij langdurige rouw ook voorspellend is voor toekomstige slaapproblemen?
  2. b) wat zijn de risicofactoren voor chronische slaapproblemen na een verlieservaring?

Het onderzoek
Op drie meetmomenten, verspreid over een jaar, vullen mensen die recent een dierbare hebben verloren een vragenlijst in over hun persoonlijke en verlieskenmerken, slaapproblemen en langdurige rouwsymptomen.

Resultaat

Nederlandse samenvatting
Het overlijden van een dierbare kan een zeer stressvolle ervaring zijn. Hoewel de meeste nabestaanden zich aanpassen aan een verlies zonder professionele hulp, ervaart een minderheid aanhoudende, ernstige rouw, ook wel persisterende rouw genoemd. Behandelingen voor persisterende rouw zijn helaas nog onvoldoende effectief. Om te komen tot meer effectieve behandelingen is het cruciaal eerst meer zicht te krijgen op de factoren die bijdragen aan het ontstaan en voortduren van persisterende rouw.

Slaap speelt een belangrijke rol bij het verwerken van emotionele gebeurtenissen. Eerder onderzoek liet zien dat stress-gerelateerde klachten, zoals posttraumatische stress, versterkt worden door slaapproblemen en dat slaaptherapie die klachten kan verminderen. Slaapproblemen komen veel voor na verlies en hangen sterk samen met langdurige rouw. Slaapproblemen zouden daarom ook weleens een belangrijke rol kunnen spelen bij langdurige rouw. Het was echter nog onduidelijk of slaapproblemen ook daadwerkelijk voorafgaan aan langdurige rouw of slechts samengaan met rouw. Daarnaast is nog onduidelijk welke factoren bepalen
of nabestaanden al dan niet een verhoogd risico lopen om ernstige slapeloosheid te ontwikkelen.

Daarom is in een grootschalige longitudinale vragenlijsstudie onder nabestaanden onderzocht:

  1. Of slaapproblemen voorafgaan aan persisterende rouw, of dat er mogelijk een wederkerige relatie bestaat waarbij langdurige rouw ook voorspellend is voor toekomstige slaapproblemen.
  2. Wie er risico loopt om na verlies chronische slaapproblemen te ontwikkelen en of deze problemen voorspellend zijn voor het ontwikkelen van persisterende rouw.

Uit het onderzoek bleek dat veranderingen in slaapproblemen veranderingen in persisterende rouw voorspelden, maar niet andersom. Depressieve symptomen hadden wel een wederkerige relatie met slaapproblemen. Voor de meeste nabestaanden namen slaapproblemen na verloop van tijd af. Een kleine groep nabestaanden ervoer chronische slapeloosheid die gepaard ging met een verhoogd risico van persisterende rouw. Nabestaanden die kort na verlies meer depressieve symptomen ervoeren ontwikkelden eerder chronische slapeloosheid.

De resultaten suggereren dat slapeloosheid een risicofactor is voor persisterende rouw. Voor nabestaanden met persisterende rouw en slaapproblemen lijken, met name bij co-morbide depressie, bewezen effectieve therapie voor slapeloosheid een nieuwe, potentieel effectieve behandeling. In het vervolg van dit project, beogen wij daarom de effectiviteit van slaaptherapie voor het behandelen van persisterende rouw verder gaan onderzoeken in een gecontroleerde effectstudie.

English summary
The death of a loved one can be a highly stressful experience. Although most bereaved people adapt to loss without professional intervention, a minority experiences severe, persistent and disabling grief, also termed prolonged grief. Treatments for prolonged grief unfortunately are not optimally efficacious. To help improve the effectiveness of treatments it is critical to gain more insight into factors that play a role in the development and persistence of prolonged grief.

Sleep plays an important part in the processing of emotional events. Previous research has shown that stress-related symptomatology, such as posttraumatic stress symptoms, increase due to insomnia. In turn, effective insomnia treatment can reduce posttraumatic stress symptoms. Sleep problems are common after bereavement and relate strongly to prolonged grief. Therefore, sleep problems may also play an important role in prolonged grief. It was yet unclear if sleep problems precede prolonged grief symptoms or only co-occur with them. Moreover, it was unclear which factors determine which bereaved persons are at
heightened risk to experience chronic sleep problems.

Therefore, using a large-scale longitudinal survey among bereaved people, it was investigated:

  1. If insomnia symptoms precede prolonged grief symptoms, or whether there is a bidirectional relationship wherein prolonged grief symptoms also predict future insomnia symptoms.
  2. Which bereaved persons run a risk to develop chronic sleep problems after bereavement and whether such problems predict the development of prolonged grief.

The research demonstrated that changes in insomnia symptoms predicted changes in prolonged grief symptoms but not vice versa. Depressive symptoms did have a bidirectional relationship with prolonged grief symptoms. For most bereaved persons, sleep problems reduced over time. For a minority, chronic insomnia ensued, which was accompanied by heightened odds of developing prolonged grief. Bereaved persons who in the first months of bereavement experienced more depressive symptoms were more likely to develop chronic insomnia.

Results suggest that insomnia may be a risk factor for prolonged grief. For bereaved persons with prolonged grief and insomnia, particularly with comorbid depression, insomnia therapy may be a novel, potentially efficacious treatment. Therefore, we aim to follow up the present project with a controlled effectiveness study testing the effects of insomnia therapy on prolonged grief.