Sekseverschillen in delictgedrag (2)

Hoe psychiatrische stoornissen jeugddelinquentie bij jongens en meisjes beïnvloeden

In het kort

Hoofdonderzoeker: Louise Smallenburg, supervisie prof. dr. Maaike Kempes en dr. Sabine Roza
Betrokken instellingen: NIFP, Erasmus MC
Startdatum onderzoek: 1 augustus 2024
Einddatum onderzoek: 1 augustus 2027
Aantal patiënten in onderzoek: – reeds verzamelde gegevens van ruim 1000 jongeren uit de iBerry studie, gegevens van ongeveer 500 jongens en 150 meisjes die pro Justitia gerapporteerd zijn

De vraagstelling van het onderzoek

Het is zorgelijk als jongeren ernstige delicten plegen, vanwege de impact op slachtoffers en samenleving, maar ook omdat de ontwikkeling van de jongere zelf stagneert. Het aantal meisjes dat agressief en/of crimineel gedrag laat zien, groeit. Bekend is al dat factoren als impulsiviteit en prikkelgevoeligheid samenhangen met delictgedrag. Deze factoren kunnen ook kenmerken van psychiatrische stoornissen zijn. Bij meisjes lijkt dit op andere wijze te werken dan bij jongens.

Dit onderzoek heeft als doel breed inzicht te geven in hoe en langs welke mechanismen psychiatrische stoornissen delictgedrag beïnvloeden. Daarnaast worden verschillen tussen jongens en meisjes onderzocht, omdat daar tot nog toe minder aandacht voor is geweest.

We onderzoeken dit aan de hand van gegevens van ruim 1000 jongeren die meedoen aan langlopend onderzoek over gezond opgroeien (de iBerry studie van het Erasmus MC, hoofdonderzoeker Nina Grootendorst-van Mil). Eerder onderzoek in de iBerry studie (Sekseverschillen in delictgedrag) liet al zien dat ADHD en gedragsproblemen bij jongens het risico op delictgedrag 2-3 jaar later verhogen. Bij meisjes lijken autismesymptomen en het gelijktijdig hebben van angst- en gedragsproblemen het risico op delictgedrag te verhogen. De vraagstelling in deze vervolgstudie luidt: hoe beïnvloeden psychiatrische stoornissen factoren die samenhangen met de ontwikkeling van delictgedrag bij jongens én meisjes?

We onderzoeken dit ook in een groep jongens en meisjes die al wel in aanraking is gekomen met justitie. Hiervoor gebruiken we de gegevens uit pro Justitia rapportages. Bij deze forensische jongeren onderzoeken we ook hoe het 10 jaar later met hen gaat. De vraagstelling luidt: hoe verhouden psychiatrische stoornissen en factoren die samenhangen met de ontwikkeling van delictgedrag zich tot recidive en dagelijks functioneren, bij jongens en meisjes die pro Justitia onderzocht zijn?

Het onderzoek

In de iBerry studie zijn op meerdere meetmomenten vragenlijsten, interviews, neuropsychologische testen en biologische metingen gedaan. Psychische problemen en delictgedrag werden ook in kaart gebracht. De verdeling tussen jongens en meisjes is door de selectie van deelnemers 50-50 gebleven. Daardoor is het goed mogelijk om verschillen tussen jongens en meisjes te onderzoeken.

Bij de forensische jongeren maken we gebruik van pro Justitia rapportages, waarin gegevens over psychische problemen en het delict in kaart gebracht zijn. Omdat meisjes minder vaak pro Justitia gerapporteerd worden en we verschillen tussen jongens en meisjes in kaart willen brengen, gaan wij de PJ-rapportages van de meisjes over meerdere (6) jaren scoren. Ook vragen we gegevens op over hoe het 10 jaar later met de jongeren gaat, qua delictgedrag en dagelijks functioneren.

Verwachte output

De projectresultaten kunnen de kennis van behandelaren in de (forensische) kinder- en jeugdpsychiatrie over de invloed van psychiatrische stoornissen op het risico op delictgedrag bij jongens en meisjes vergroten. Ze bieden aanknopingspunten om interventies eerder, gerichter én seksespecifiek in te zetten, en zo (erger) delictgedrag te voorkomen en maatschappelijke kosten en lasten terug te dringen.

De uitvoering wordt gerealiseerd door samenwerkingsverbanden van het NIFP met justitiële jeugdinrichtingen (JJI’s) en (forensische) jeugdinstellingen, en van de iBerry studie met ggz-instellingen.